Bron: emerce
Bijna evenzo snel als de WTC-torens op 11 september naar beneden kwamen, schoot de interesse in e-conferencing als alternatief voor zakenreizen omhoog. Hoe ver is de techniek en in hoeverre kan een echte bijeenkomst vervangen worden door een virtuele?
Een inventarisatie
E-conferencing bedrijven hebben snel ingespeeld op de collectieve emotie na 11 spetember. Zo stelde na de aanslagen in Amerika Polycom uit Californië in samenwerking met PictureTel in ruim dertig landen videoconferencing-faciliteiten vierentwintig uur per dag gratis ter beschikking, onder het motto ‘Video Relief’; om slachtoffers, familie, vrienden en hulporganisaties in staat te stellen live contact met elkaar te hebben. Andere bedrijven boden wekenlang gratis ‘crisis broadcast’ webcasts, webconferencing locaties en real-time collaboration services.
Ook op non-charitatief gebied bood e-conferencing soms uitkomst, aan diegenen die aanvankelijk niet meer durfden of van de zaak niet mochten vliegen. Zo zou begin oktober in Austin, Texas de Virtual Internet2 Member Meeting inclusief de Megaconference, The World’s Largest Internet Conference, worden georganiseerd. In plaats van het geheel als gevolg van de aanslagen af te blazen, werd besloten het hele congres virtueel houden.
Aansluitend op de recente ontwikkelingen voorzien enkele recente onderzoeken een enorme groei. Marketing consulting en training bedrijf Frost & Sullivan berichtte eerder al dat de Europese markt van tien miljoen dollar afgelopen jaar nu een spurt zal inzetten om te groeien naar een omzet van 700 miljoen in 2007. De Yankee Group voorspelt een wereldwijde toename van acht tot tien maal de bestaande behoefte aan videoconferencing-apparatuur en gebruik van softwareprogramma’s zoals Microsoft’s NetMeeting.
Qua huidig gebruik kan e-conferencing grofweg opgedeeld worden in audio- en videoconferencing en web-based streaming audio en video. Uitgangspunt is dat er door twee of meer personen vanaf verschillende locaties spraak, beeld en naar wens documenten en applicaties worden uitgewisseld en samen worden gebruikt. Voor de meest voorkomende vorm, videoconferencing, gelden volgens Hans Gerritsen, productmanager videonetworking Sony Nederland, twee standaarden, de H320 en de H323: “Dat zijn de codec-units, oftewel de processor units in de apparatuur. De H320 maakt conferencing mogelijk over ISDN en de opvolger, de H323-norm, over IP. De verschillende informatiestromen worden in verband met de gegevensbescherming vervolgens via LAN-verbindingen samengebracht.”
Egon Verharen, innovatiemanager van het Nederlands computernetwerk voor hoger onderwijs en onderzoek SURFnet, legt verder uit: “Wat de processor doet, behalve het comprimeren en ‘uitpakken’ van de data, is ook automatisch (via call set up – NA) de meest optimale verbinding tot stand brengen. Overigens maken wij, aangezien wij onderdeel uitmaken van het wereldwijde onderzoeksnetwerk ‘next generation internet’, uitsluitend gebruik van de meest recente standaard, H323. Zoals die ook vastgesteld is door de International Telecommunication Union (ITU).”
Dat audio- en webconferencing-applicaties minder worden gebruikt, ligt vanwege de beperkingen voor de hand. In groepsverband alleen spraak uitwisselen (via telefonie of VoIP) is wellicht wat goedkoper, maar achterhaald; voor een combinatie met beeld wordt toch al dezelfde techniek en hetzelfde netwerk gebruikt. Voor web-based streaming audio en video is met name door de dikwijls (nog) ontbrekende bandbreedte en daarmee mindere kwaliteit slechts een nichemarkt voor kleinere bedrijven en particulieren weggelegd, meent de Amerikaanse initiator van de Megaconference en senior systems engineer van het Ohio Academic Research Network, Bob Dixon.
Kwaliteit
In deze tijd is het grootste voordeel van vooral videoconferencing evident: er hoeft niet meer te worden gereisd. Bijkomende voordelen zijn dat tijd en geld kunnen worden bespaard, dat de toepassing de besluitvorming kan versnellen en dat er in principe geen beperking is van het aantal deelnemers. Nadelen zijn dat oogcontact en lichaamstaal letterlijk virtueel zijn – onderhandelen of nieuwe klanten werven per e-conference wordt afgeraden – en dat de techniek het nog wel eens laat afweten.
Volgens Verharen heeft de algehele perceptie ten aanzien van dat laatste tot nu toe de invoering van videoconfering op grotere schaal in de weg gezeten: “Je kunt in principe met een USB-webcameraatje van 119 gulden en NetMeeting videoconferencen, alleen heeft dat de schokkerige kwaliteit van een beeldtelefoon. Terwijl je, los van state-of-the-art bedrijfsapparatuur, al voor 1500 gulden heel behoorlijk full speed en full screen kunt conferencen over IP, mits je een breedbandverbinding hebt die minimaal upstream 512 Kb aankan.” Jan Abercrombie, directeur van de Stichting Nederlands TelewerkForum, ziet het simpel: “Helder en synchroon beeld en geluid zijn essentieel. Mensen zijn namelijk zo gewend aan televisie.”
Vooral de lucratieve business-to-business markt doet haar uiterste best videoconferencing zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Door te sleutelen aan de kwaliteit, maar ook door de apparatuur goedkoper te maken: kostte voorheen een volledig ingerichte videoconferencing ruimte rond een ton, tegenwoordig varieert de prijs van tien tot 45 mille; een fooi in vergelijking met het reisbudget van veel bedrijven. Bovendien kan een kind de was doen, beweert Nico Gielen van leverancier Polycom Nederland, dat gemiddeld zo’n tweehonderd groepsvideoconferencing-systemen per kwartaal verkoopt: “Bij ons zijn de apparaten niet pc-georiënteerd, maar worden ze als appliance ÃÂ la de magnetron gemaakt. Als je de afstandsbediening alleen al beweegt, schiet het systeem aan en vervolgens hoef je alleen het betreffende ISDN- of IP-nummer in te toetsen en de verbinding wordt gemaakt.” Daarnaast duiken ook steeds vaker ludieke features op, zoals een virtuele conferencing-host, om het allemaal nog aangenamer te maken.
Belangstelling
Deze prikkels ten spijt, wordt e-conferencing in het algemeen en videoconferencing in het bijzonder op dit moment vooral beschouwd als alternatief voor zakenreizen. Zo ook in Nederland, blijkt uit de flink toegenomen belangstelling. Al valt de afname bij Sony tegen, vindt Gerritsen: “Je merkt aan alles dat bedrijven onderzoeken of via videoconferencing de vergadercultuur in stand kan worden gehouden. We krijgen heel veel aanvragen voor informatie en demo’s binnen, maar daar blijft het vooralsnog bij.” Voor Polycom Nederland, de distributeur van wereldmarktleider Polycom, lopen de zaken gunstiger. Gielen: “Bij ons is de vraag van Amerikaanse bedrijven die hier een vestiging hebben, enorm toegenomen. Die kennen het principe van videoconferencing al en bestellen er zo blind een aantal systemen bij. Ons verkoopkanaal GoTelecom had in het derde kwartaal een omzetstijging van dertig procent.”
Dat de belangstelling in de branche internationaal is toegenomen blijkt volgens Gielen ook uit de beurskoerzen. Terwijl de koersen van vrijwel alle technologiebedrijven aan de Nasdaq daalden, schoten de koersen van spelers als RADVision, het Noorse Tandberg en vooral Polycom al op de eerste, memorabele beursdag na de ineenstorting van de WTC-torens omhoog. Daarnaast heeft Polycom inmiddels concurrent PictureTel overgenomen, waarmee het marktaandeel nog verder steeg.
Is er ook nog een toekomst weggelegd voor mobiel vergaderen? Daarvan is men minder overtuigd. De implementatie van het 3G-netwerk maakt het technologisch mogelijk, dat zeker, maar de mobiel is toch wel een erg individueel apparaatje en daardoor minder geschikt voor conferencing, denkt Gerritsen (Sony). Bob Dixon (Ohio Academic Research Network) is stelliger: “E-conferencing wordt inderdaad steeds meer als het gebruiken van een telefoon, met dat verschil dat je degene ziet die je aan de lijn hebt. Maar het lijkt me wat lastig de aandacht erbij te houden als je achter het stuur zit.”